Wigweefsels hebben zigzagpatronen of schichten waarbij de kleurbanen in de richting van het zigzagpatroon worden geweven. Dat wil zeggen dat de inslag schuin staat ten opzichte van de ketting. De kleurbanen worden afwisselend schuin naar links en schuin naar rechts ingeslagen.

Door de strakgespannen ketting zijn de zelfkanten van het weefsel recht zolang het weefsel op het getouw staat. Als het weefsel van het getouw komt, is de spanning van de ketting en ontstaan zelfkanten in een golvende zigzaglijn.

(Bron: Handwerken zonder grenzen nr. 120)